Voor ons gebedsleven, voor ons streven naar deugd en volmaaktheid, voor onze opgang naar God geeft O.L.Heer ons talrijke heiligen als even zoveel voorbeelden. Het is goed ons als ’t ware geestelijk op te trekken aan onze broeders en zusters die de Kerk ‘tot de eer der altaren’ heeft verheven. Dat is één van de redenen van de zalig- en heiligverklaringen die de Kerk bij monde van de Paus regelmatig uitspreekt.
Een bekende uitdrukking is: ‘Quod isti et illi, cur non ego?’ – wat zoveel zeggen wil als: wat dezen en genen met Gods genade hebben bereikt, waarom zou ik dat met de hulp van Gods genade ook niet kunnen volbrengen?
Een heel bijzondere en merkwaardige heilige is wel Benedictus (of: Benoît) Labre. Hij had in zijn leven teleurstellingen te verwerken; hij werd veracht als een bedelaar, als iemand ‘aan de onderkant van de maatschappij’; hij heeft de dwaasheid van het kruis duidelijk beleefd, ons tot voorbeeld. Als regel zijn wij niet geroepen zijn levensomstandigheden na te volgen, wel zijn grote edelmoedigheid in het aanvaarden van Gods beschikkingen en in het dragen van het kruis. Juist in deze tijd, waarin velen met het kruis geen raad meer weten, is het goed het voorbeeld van deze man voor ogen te houden die in de praktijk van het leven de dwaasheid van het kruis om Christus’ wil wist te aanvaarden.
Benedictus Joseph Labre werd geboren te Amettes in het noorden van Frankrijk op 26 maart 1748. Hij was de oudste van vijftien kinderen van een welvarende neringdoende ouders. Tussen 1766 en 1770 deed hij verschillende pogingen om in een of ander klooster in te treden, maar om uiteenlopende redenen werd hij afgewezen.
Daarop begon hij tot Gods meerdere eer pelgrimstochten te ondernemen, o.m. naar Italië (Rome, Loreto, Assisië, Bari), Zwitserland (Einsiedeln), Frankrijk (Aix-en-Province en Paray-le-Monial), Spanje (Compostella). Al zijn pelgrimstochten deed hij te voet, bedelend onderweg voor het meest noodzakelijke. Op zijn lange reizen bad hij veel voor het welzijn van de Kerk en voor de bekering van de zondaars. Hij sliep in de open lucht of ergens in een schuilplaatsje, vaak op de trappen van een of andere kerk. In lompen gehuld en niet altijd zo fris gewassen, verdroeg hij alle minachting met veel geduld en hij wist het karige dat hij kreeg toch nog met anderen te delen.
1774 verbleef hij in Rome. Daar begon hij een leven dat om zijn gestrengheid en nederigheid de bewondering wekte van de mensen. Hij bracht de nachten door in de ruïnes van het Colosseum, totdat zijn achteruitgaande gezondheid hem verplichtte zijn toevlucht te nemen tot een of ander tehuis.
In zijn grote liefde voor Maria vond hij de kracht om dit uitzonderlijke leven vol te houden. Hij was gewend de verschillende afbeeldingen van Maria te bezoeken, die in de voornaamste heiligdommen van Rome worden vereerd. Een bijzonder voorliefde had hij voor de Madonna dei Monti (de Madonna van de Bergen); daar kon hij vele uren in gebed, als in extase, doorbrengen. Hij had ook een speciale devotie tot de Moeder van Smarten. Als regel ging hij daarvoor ’s morgens naar de kerk van de Servieten, bad er o.m. de rozenkrans van de Zeven Smarten, ontving de zegen van het Allerheiligste en verzekerde zich aldus, in zijn opgang naar deugd en volmaaktheid, zowel van de voorspraak van Moeder Maria als van de zegen van haar goddelijk Kind.
Op een ochtend, toen hij als naar gewoonte aan het bidden was voor de beeltenis van de Madonna van de Bergen, kreeg hij het voorgevoel dat zijn laatste uur was aangebroken. Hij verliet de kerk, viel op de trappen bewusteloos, werd een naburige slagerswinkel binnengedragen en overleed daar in de achterkamer. Het volk van Rome heeft nooit getwijfeld aan de heiligheid van deze ‘nieuwe Sint-Franciscus’.
Hij werd door paus Leo XIII op 8 december 1881 onder het getal van de heiligen opgenomen. Zijn feestdag valt op 16 april (zijn sterfdag – geboortedag voor de hemel – in 1783).
“H. Benedictus Labre, bid voor ons, wees onze voorspreker: opdat wij U navolgen door edelmoedig al Gods beschikkingen te aanvaarden en dagelijks weer opnieuw het kruis op te nemen, zoals de goede God het in Zijn oneindige liefde voor ons heeft beschikt. Amen.” – Pater Familias
Jan Leechburch Auwers, optimisttotindekist.wordpress.com