2015
Heilige Birgitta van Zweden, Co-Patrones van Europa
Christus’ woorden tot zijn bruid over hoe Hij zichzelf uit vrije wil aan zijn vijanden heeft overgeleverd om te worden gekruisigd en over de beheersing van het lichaam naar het voorbeeld van zijn lijden.
Boek 1 – Hoofdstuk 11
De Zoon van God sprak met zijn bruid, zeggende: Ik ben de Schepper van hemel en aarde, en het is mijn ware lichaam dat op het altaar wordt geconsacreerd. Bemin Mij met heel je hart, want Ik heb van jou gehouden, Mijzelf uit vrije wil aan mijn vijanden overgeleverd terwijl mijn vrienden en mijn moeder in bittere pijn en rouw werden achtergelaten.
Toen Ik de lans, de nagels, de zwepen en de andere pijnigende gereedschappen zag klaarliggen, werd mijn vreugde om te lijden er niet minder om. Toen mijn hoofd door de doornenkroon aan alle kanten bloedde zou ik zelfs als mijn vijanden eveneens mijn Hart hadden bezeten het nog liever hebben laten splijten en verwonden dan jou te verliezen. Iemand is dus ontzettend ondankbaar als in ruil voor zo’n grote blijk van liefde deze Mij niet liefheeft.
Daar mijn hoofd doorstoken was en gebogen aan het kruis voor jou, zou jouw hoofd in nederigheid moeten buigen. Daar mijn ogen bloederig en vol van tranen waren, zouden je ogen zich van wellustige blikken moeten onthouden. Daar mijn oren met bloed gevuld waren en spotternijen hoorden, zouden je oren zich moeten afwenden van lichtzinnig en ongepast taalgebruik. Daar mijn mond de bitterste drank smaakte en het goede werd ontzegd, zou jij kwaadsprekerij moeten vermijden en je mond altijd in dienst van het goede moeten stellen. Daar mijn handen door de spijkers uiteengestrekt werden, zouden jouw handen en zijn werken naar de armen moeten zijn uitgestrekt en mijn geboden.
Laten je voeten, dat zijn je affecties, waarmee je naar Mij toeloopt, voor de lusten gekruisigd zijn zodat, net als Ik in al mijn ledematen heb geleden, al jouw ledematen bereid zijn Mij te gehoorzamen. Ik vraag je meer diensten dan anderen omdat Ik jou grotere genade heb geschonken.
Over hoe een engel voor de bruid bidt en hoe Christus de engel vraagt wat hij voor de bruid wil en wat hij denkt dat goed is voor haar.
Boek 1 – Hoofdstuk 12
Een goede engel, de beschermer van de bruid, scheen tot Christus te bidden voor haar. De Heer antwoordde hem en zei: ‘Een persoon die wil bidden voor de ander, zou moeten bidden voor het heil van de ander. Je bent als een vuur dat nooit is geblust, onophoudelijk brandend met mijn liefde. Als je Mij ziet, zie en weet je alle dingen. Je wilt niets anders dan wat Ik wil. Dus vertel me wat goed is voor deze nieuwe bruid van Mij?’ Hij antwoordde: ‘Heer, U weet alles.’ De Heer zei tegen hem: ‘Alles dat gebeurd is en gebeuren zal, bestaat eeuwig in Mij.’
Ik begrijp en weet alle dingen in de Hemel en op Aarde en er is geen verandering in Mij. Maar om ervoor te zorgen dat de bruid mijn wil herkent, vertel Mij wat goed is voor haar, terwijl ze nu luistert.’ En de engel zei: ‘Zij heeft een groot en eigenwijs hart. Daarom moet een roede worden gebruikt om haar te temmen.’ Toen zei de Heer: ‘Wat is uw verzoek voor haar mijn vriend?’ De engel zei: ‘Heer, ik verzoek U haar genade te geven samen met de roede.’ En de Heer zei: ‘Om u ter wille te zijn zal Ik dat doen, want Ik beoefen nooit rechtvaardigheid zonder genade. Dat verklaart waarom de bruid Mij met heel haar hart moet liefhebben.’
Over hoe een vijand van God drie demonen in zich had en over hoe hij door Christus veroordeeld werd.
Boek 1 – Hoofdstuk 13
mijn vijand heeft drie demonen in zich. De eerste woont bij zijn geslachtsorganen, de tweede in zijn hart, de derde in zijn mond.
De eerste is als een kapitein die via de kiel van zijn schip water binnen laat. Zo vult het geleidelijk stijgende water het schip. Dan vloeit het water over en zinkt het schip. Dit schip staat voor zijn lichaam dat als met stormen door de verleidingen van demonen en zijn eigen lusten wordt aangevallen. De lust drong eerst via de kiel naar binnen, dat wil zeggen door het genot dat hij aan kwade gedachten ontleende. Aangezien hij zich niet door boetedoening verzette of de gaten met spijkers van onthouding opvulde, nam onder zijn instemming het wellustige water met de dag toe. Nadat het schip in zijn buik boordevol vleselijke lusten zat, raakte het onder water en zonk in lust, zodat het schip de poort van verlossing niet kon bereiken.
De tweede demon, die zich in zijn hart bevindt, is als een worm die in een appel zit die eerst de kern van de appel vreet. En dan, na het achterlaten van zijn uitwerpselen blijft het in de appel rondhangen totdat de hele appel is geruïneerd. Dat is wat de duivel doet. Eerst bederft hij de wil en goede wensen van een persoon, die als de kern is waar alle kracht van het denken en al het goede gevonden worden. Als eenmaal het hart leeg is van deze goede dingen legt hij in plaats daarvan de wereldse gedachten en affecties die de persoon het meeste liefheeft. En daarna spoort hij het lichaam aan tot genotzucht. Om deze reden nemen de moed en het begrip van die mens af en kent zijn leven slechts moeiten. De man zonder hart is inderdaad als een appel zonder kern, want hij komt mijn Kerk binnen zonder hart want hij heeft geen liefde tot God.
De derde demon, die in zijn mond woont, is als een sluipschutter die speurend door de ramen de onbehoedzamen neerschiet. Hoe zou de duivel niet in iemand zijn intrek kunnen nemen die altijd zichzelf tot onderwerp van gesprek maakt? Wat meer geliefd is wordt vaker ter sprake gebracht. De harde woorden waar hij anderen mee kwetst zijn als afgeschoten pijlen door al die ramen die zijn ontstaan toen hij de duivel toegang gaf wegens zijn kwetsende woorden die onschuldige mensen raakten en de gewone man met schande overlaadde.
Ik die de waarheid ben, zweer bij mijn waarheid dat Ik hem (de abt) zal veroordelen zoals een hoer tot vuur en zwavel, als een sluipende verrader tot verminking van zijn lichaam, als een godslasteraar tot eeuwige schande. Maar zolang zijn ziel en lichaam nog verenigd zijn, blijft mijn genade bereikbaar voor hem. Wat Ik van hem verwacht is dat hij zonder zijn eigen eer te zoeken en bevrijd van angst voor (mijn) verwijten vaker aan de kerkdiensten deelneemt en die sinistere naam (van de man die begraven werd) nooit meer over zijn lippen laat komen.
Uitleg
Deze vermaning was aan het adres van een abt van de Cisterciënzer orde. Deze man had iemand tegen de kerkelijke voorschriften in begraven. Toen hij het gebed van de ziekenzalving voor hem bad hoorde Vrouwe Birgitta in geestverrukking: ‘Hij deed wat hij niet had mogen doen; hij heeft een geëxcommuniceerde begraven. Je kunt er zeker van zijn dat de eerste begrafenis na deze zijn eigen zal zijn omdat hij tegen de Vader heeft gezondigd die ons heeft verteld onpartijdig te zijn en de rijken niet onterecht te eren. Omwille van een kleine bederfelijke winst gaf deze man eer aan een onwaardig persoon en plaatste hem naast de waardigen. Dat had hij niet mogen doen. Hij heeft tegen mijn Geest gezondigd, die de gemeenschap van de rechtvaardigen bewerkstelligt, door een onrechtvaardige naast de rechtvaardigen te begraven. Hij heeft ook tegen Mij, de Zoon, gezondigd, want Ik heb gezegd: ‘Hij die Mij verwerpt zal verworpen worden.’ Deze man eerde en verhief een persoon die mijn Kerk en mijn plaatsvervanger (de paus) hadden verworpen.’ De abt bekeerde zich na deze woorden te hebben gehoord en op de vierde dag overleed hij.
Christus’ woorden tot zijn bruid over de manier waarop zij moet bidden en de eerbied die zij moet handhaven en over de drie soorten dienaren die God in deze wereld dienen.
Boek 1 – Hoofdstuk 14
Ik ben uw God, die aan het kruis werd genageld, ware God en ware mens in één persoon die dagelijks aanwezig is in handen van de priester. Wanneer je een gebed tot Mij richt eindig dan altijd met de wens dat mijn wil geschiede en niet de jouwe. Ik hoor je niet bidden voor degenen die al veroordeeld zijn. Soms wens je ook iets gedaan te krijgen dat tegen je verlossing ingaat. Daarom is het belangrijk voor je dat je jouw wil aan Mij toevertrouwt, want Ik weet alle dingen en zal iemand alleen maar voorzien van alles dat nuttig is. Er zijn velen die niet met de juiste intentie bidden en het daarom niet verdienen te worden verhoord.
Er zijn drie soorten mensen die Mij in deze wereld dienen. De eerste soort omvat hen die geloven dat Ik God ben die alles geeft en macht heeft over alle dingen. Zij dienen Mij met de bedoeling om tijdelijke zaken en eer te verkrijgen, maar de dingen van de Hemel hebben geen betekenis voor ze, en (indien ze die kregen) zouden ze die al snel verliezen om weer nieuwe tijdelijke dingen te kunnen krijgen. Werelds succes in alles valt hen ten deel al naar gelang hun wensen. Omdat ze het eeuwige goede zijn verloren, beloon Ik ze met tijdelijk comfort voor elke goede dienst die ze Mij bewijzen tot aan de laatste duit en hun allerlaatste moment.
De tweede soort omvat hen die geloven dat Ik de almachtige God ben en een strenge rechter. Zij dienen Mij uit angst voor straf en niet uit liefde of voor hemelse glorie. Als ze niet bang voor Mij waren, zouden ze Mij niet dienen.
De derde soort omvat hen die geloven dat Ik de Schepper van alle dingen ben en de ware God, die ook geloven dat Ik rechtvaardig en barmhartig ben. Zij dienen Mij niet uit angst voor bestraffing maar uit (vertrouwen op) de goddelijke liefde. Ze zouden liever als dat moest enige straf krijgen dan Mij uit te dagen tot boosheid. Hun gebed dient waarlijk verhoord te worden omdat hun wil in overeenstemming is met de mijne.
De eerste soort dienaar zal mijn straf nooit ontlopen of ooit mijn gezicht zien. De tweede zal niet zoveel gestraft worden, maar zal nog steeds mijn gezicht niet zien tenzij hij zijn angst door boetedoening beteugelt.
(wordt hier vervolgd)
Dit is op bid 24 uur herblogd.
Pingback: Selectie uit de Profetieën en Openbaringen van de Heilige Birgitta van Zweden – Boek 1 Hoofdstuk 8 t/m 10 | Op weg naar de Hemel