2015
Heilige Birgitta van Zweden, Co-Patrones van Europa
Christus’ meest liefdevolle woorden tot zijn bruid met de prachtige allegorie van een adellijk kasteel dat de militante Kerk voorstelt, en over de huidige manier dat Gods Kerk door de gebeden
van de glorierijke Maagd en de heiligen wordt herbouwd.
Boek 1 – Hoofdstuk 5
Ik ben de Schepper van alle dingen. Ik ben de koning van de glorie en de heer der engelen. Ik bouwde voor Mijzelf een adellijk kasteel en heb daarin mijn uitverkorenen geplaatst. Mijn vijanden ondermijnden zijn fundamenten en zo hebben ze mijn vrienden kunnen overweldigen. Hun botten werden zo zwaar geprest dat het merg eruit vluchtte. Hun mond werd door stenen het zwijgen opgelegd en honger en dorst heeft ze gekweld. Bovendien vervolgen ze hun Heer. Nu zuchten en smeken mijn vrienden om hulp. De rechtvaardigheid roept om wraak, maar de genade zegt dat men dient te vergeven.
Toen zei God tot het hemelse leger dat Hem bijstond: ‘Wat denken jullie over deze mensen die mijn kasteel hebben bezet?’ Ze antwoordden unaniem: ‘Heer, alle gerechtigheid is in U en in U zien we alle dingen. Al het oordeel is aan U, Zoon van God, gegeven die bestaat zonder begin of eind, U bent hun rechter.’ En Hij zei: ‘Alhoewel u alle dingen in Mij ziet, ben Ik hier omwille van mijn bruid. Vertel Mij wat een eerlijk proces is.’ Ze antwoordden: ‘Dit is rechtvaardigheid: dat zij die de muur hebben ondermijnd als dieven worden gestraft, dat zij die in het kwaad volharden als geweldenaars worden gestraft en dat de gevangenen worden bevrijd en de hongerigen verzadigd.’
Toen sprak Maria Moeder van God, die tot dan toe gezwegen had: ‘Mijn Heer en meest dierbare zoon, jij was in mijn baarmoeder als ware God en mens. Jij hebt mij met jouw genade geheiligd, die een aards vat was. Ik smeek U: ontferm U nog eenmaal over hen!’ De Heer antwoordde zijn moeder: ‘Gezegend is het woord van jouw mond! Als een zoete geur stijgt die op tot God. Je bent de glorie en koningin van alle engelen en heiligen, want God wordt door jou vertroost en door jou verblijden alle heiligen zich. Omdat jouw wil vanaf je vroegste jeugd de mijne is geweest zal Ik wederom doen wat jij verlangt.’
Toen zei Hij tegen de verzamelde mensen (de gelovigen): ‘Omdat jullie uit naam der liefde moedig vechten zal Ik vrede brengen. Zie, Ik zal mijn muur weer opbouwen rekening houdend met jullie gebeden. Ik zal degenen die onderdrukt werden door de krachten redden en genezen en zal hen honderdvoudig eren voor de door hen geleden mishandelingen. Als de geweldenaars om barmhartigheid vragen zal vrede en genade hun deel zijn. Zij die dat misprijzen zullen mijn gerechtigheid ervaren.’
Toen zei Hij (God de Vader) tot zijn bruid:
Mijn bruid, Ik heb je gekozen en met mijn Geest bekleed. Je hoort mijn woorden en die van mijn heiligen die, ook al doorzien ze de dingen in Mij, hun manier van spreken voor jou hebben aangepast, zodat je het kunt begrijpen. Immers, jij, die nog steeds in het lichaam zit, kan Mij niet op dezelfde wijze zien als zij die dat in de geest doen.
Ik laat je nu zien wat dit betekent. Het kasteel, waarvan Ik sprak, is de Heilige Kerk die Ik met mijn bloed en dat van de heiligen heb gebouwd. Ik heb dat gedaan met het cement van mijn liefde en heb mijn uitverkorenen en vrienden in deze burcht gezet. Het fundament is het geloof vanuit de overtuiging dat Ik een eerlijk en barmhartig rechter ben.
Echter, het fundament is nu ondergraven want iedereen denkt en predikt dat Ik barmhartig en genadevol ben, maar bijna niemand gelooft nog dat Ik een eerlijk rechter ben. Ze denken dat Ik een boze rechter ben. De boze rechter die uit genade de goddelozen onbestraft laat zodat zij verder kunnen gaan in het onderdrukken van de rechtvaardigheid. Maar Ik ben een rechtvaardig en barmhartig rechter en zal niet toestaan dat zelfs de minste zonde ongestraft blijft noch de minst goede daad onbeloond.
Door het ondergraven van dit fundament kwamen in de Heilige Kerk mensen binnen die onbekommerd zondigden en ontkenden dat Ik rechtvaardig ben. Ze kwellen mijn vrienden zo erg alsof die in het gevang zitten, want mijn vrienden is geen vreugde of troost voorbehouden. Ze worden in plaats daarvan gestraft en verguisd als waren ze door de duivel bezeten. Als zij de waarheid over Mij zeggen, worden ze tegengesproken en van leugens beticht. Ze hebben een dorstig verlangen naar het horen van de waarheid en willen die uitspreken, maar niemand luistert of praat op een fatsoenlijke manier met ze.
Bovendien word Ik, God de Schepper, gelasterd, want zeggen de mensen: ‘We weten niet of God bestaat en indien Hij bestaat laat het ons koud.’ Ze werpen mijn vaandel neer en terwijl ze die vertrappen zeggen ze: ‘Waarom heeft Hij geleden? Wat hebben wij daaraan? Als Hij maar onze wensen vervult. Dat volstaat. Laat Hem zijn rijk in de Hemel hebben!’ Ik wil maaltijd met ze houden, maar dan zeggen ze: ‘We sterven liever dan dat we aan onze eigen wil verzaken!’ Mijn bruid, zie wat voor mensen dit zijn! Ik heb ze gemaakt en kan ze met een enkel woord vernietigen. Hoe bestaat het dat ze tegen Mij in opstand komen! Dankzij de gebeden van mijn Moeder en alle heiligen ben Ik nog zo geduldig en barmhartig dat Ik ze de woorden van mijn mond stuur en mijn barmhartigheid aanbied.
Als ze die willen aanvaarden laat ik Mij gunstig stemmen. Anders zullen zij mijn rechtvaardigheid kennen en als dieven voor en engelen en mensen publiekelijk ten toon worden gesteld, en door hun allen worden veroordeeld. Net als criminelen, die aan de galg worden opgehangen en door kraaien verslonden, zullen zij door demonen worden verslonden maar niet verorberd. Net als mensen die met stokslagen worden gestraft, zullen zij geen rust kennen en aan alle kanten pijn en bitterheid voelen. Een wilde rivier stroomt hun mond binnen, maar hun buik wordt niet gevuld, en elke dag worden ze aan een nieuwe marteling onderworpen.
Mijn vrienden echter zullen veilig zijn en door de woorden uit mijn mond worden getroost. Ze zien mijn gerechtigheid niet los van mijn genade. Ik heb ze in de wapens van mijn liefde gebracht en zo sterk gemaakt dat de vijanden van het geloof als modder zijn die, wanneer ze mijn gerechtigheid zien, zich voor eeuwig zullen schamen omdat ze mijn geduld hebben misbruikt.
Christus’ woorden tot zijn bruid over hoe zijn Geest zich niet in de goddelozen kan vestigen, en over de scheiding van de bozen van de goeden en het uitsturen van goede mensen, die uitgerust
met geestelijke wapens, strijd voeren tegen de wereld.
Boek 1 – Hoofdstuk 6
Mijn vijanden zijn als de wildste beesten die nooit blijvende rust hebben. Hun hart is zo leeg van liefde jegens Mij dat de gedachte aan mijn lijden nooit bij hen opkomt. Nooit hebben zij vanuit het diepst van hun hart gesproken: ‘Heer, U hebt ons vrijgekocht, U zij geprezen voor uw bitter lijden!’ Hoe kan mijn Geest in iemand wonen die geen goddelijke liefde voor Mij voelt (de ware liefde is altijd goddelijk geïnspireerd), als zo iemand bereid is anderen te verraden om zijn eigen wil door te zetten? Hun hart is vol ongedierte, Ik bedoel wereldse lusten. In hun monden heeft de duivel zijn uitwerpselen gelegd en daarom houden ze niet van mijn woorden.
Daarom zal Ik ze met mijn zaag van mijn vrienden scheiden. Er is geen ergere dood dan te zijn afgezaagd (van de vereniging met God en zijn vrienden). Zo zal er geen straf zijn die zij niet ondergaan: ze zullen door de duivel in tweeën gezaagd worden en van Mij worden afgescheiden. Ze haten Mij zo erg dat ook al hun aanhangers van Mij zullen worden gescheiden. Derhalve stuur Ik mijn vrienden opdat ze de duivels van mijn ledematen (de Kerk) scheiden, want de duivels zijn mijn echte vijanden. Ik stuur ze als ridders in de oorlog. Eenieder die zijn vlees tuchtigt en zich van onwettigheden onthoudt is mijn ware ridder.
Zij zullen de woorden uit mijn mond als lansen gebruiken en hun hand zal het zwaard van het geloof hanteren. Hun borst zal met het pantser der liefde bedekt zijn zodat, wat er ook gebeurt, hun liefde voor Mij niet verzwakt. Ze moeten aan hun zijde het schild van geduld dragen om alles lijdzaam te kunnen doorstaan. Ik heb ze als goud in een smeltkroes gestopt, maar thans moeten ze verdergaan en mijn wegen bewandelen.
Wegens de vereiste rechtvaardigheid kon Ik de glorie van mijn grootsheid niet binnentreden zonder de beproevingen te hebben doorstaan van mijn menselijke natuur. Dus hoe zullen ze binnengaan? Als hun Heer heeft geleden is het niet verwonderlijk dat ook zij moeten lijden. Als hun Heer zweepslagen heeft verdragen stelt het niet veel voor om geselende woorden te verdragen. Ze hoeven geen angst te hebben want Ik zal ze nooit verlaten. Zoals het voor de duivel onmogelijk is om bij Gods Hart te komen en het uiteen te rijten zo is het voor de duivel onmogelijk om ze van Mij te scheiden. En omdat ze vanuit mijn standpunt als het zuiverste goud zijn, alhoewel ze met een beetje vuur worden getest, zal Ik ze niet verlaten. Immers, een grotere beloning ligt voor hen in het verschiet.
De roemrijke woorden van de Maagd Maria tot haar dochter over hoe zij zich moet kleden en welke sieraden zij moet dragen.
Boek 1 – Hoofdstuk 7
Ik ben Maria die geboorte heeft gegeven aan de Zoon van God, ware God en waarachtig mens. Ik ben de Koningin van de engelen. Mijn zoon bemint jou van ganser harte. Dus bemin Hem! Je moet je tooien met de nobelste kleding en Ik zal je laten zien welk soort kleding dat moet zijn. Zoals je altijd al een hemd, dan een tuniek, dan schoenen en een mantel droeg, en op je borst een broche, moet je nu spirituele kleren dragen.
Het hemd vertegenwoordigt berouw. Zoals het hemd het dichtst op het lichaam wordt gedragen, zijn berouw en belijdenis de eerste weg tot een gesprek met God. Hierdoor wordt de geest, die eens vreugde in de zonde vond, gezuiverd en wordt het onkuise lichaam bedwongen.
De twee schoenen zijn de twee wilsuitingen, namelijk het voornemen om eerdere overtredingen te herstellen en de intentie om goed te doen en afstand van het kwaad te nemen.
Je tuniek is de hoop op God. Zoals een tuniek twee mouwen heeft zal er rechtvaardigheid en barmhartigheid zijn. Op die manier zul je Gods genade verwachten terwijl je zijn rechtvaardigheid niet veronachtzaamt. Denk ook na over zijn rechtvaardigheid en oordeel terwijl je zijn genade niet veronachtzaamt, want zijn rechtvaardigheid werkt niet zonder de genade net zomin als zijn genade zonder de gerechtigheid werkt.
De mantel vertegenwoordigt het geloof. Zoals de mantel alles bedekt en omsluit kan de mens alles door het geloof de dingen begrijpen en tot stand brengen. Deze mantel moet versierd worden met de tekenen van de liefde van de bruidegom, die Hem ertoe heeft bewogen je te scheppen, vrij te kopen en voeden en ertoe leidde je in zijn Geest te brengen, een daad waardoor je spirituele ogen werden geopend.
De broche hecht de overpeinzing van zijn lijden stevig op je borst vast: van hoe Hij bespot en gegeseld werd, hoe Hij levend aan het Kruis hing, bloedend en in al zijn ledematen doorstoken, hoe zijn hele lichaam samentrok door de acute pijn van het lijden bij de nadering van de dood, hoe Hij toen zijn Geest in de handen van zijn Vader toevertrouwde. Draag die broche altijd op je borst.
Laat een kroon op je hoofd zetten, Ik bedoel hier de kuisheid mee in je begeerten, waardoor je eerder geseling wilt lijden dan verder te worden bevlekt. Wees bescheiden en waardig! Denk aan niets anders dan jouw God en schepper en wens niets anders. Als je Hem bezit, bezit je alles.
Zo getooid dien je je bruidegom op te wachten.
(wordt hier vervolgd)
Dit is op bid 24 uur herblogd.
Pingback: Selectie uit de Profetieën en Openbaringen van de Heilige Birgitta van Zweden – Boek 1 Hoofdstuk 2 t/m 4 | Op weg naar de Hemel